Overheid als schuldeiser

Als de schuldeiser een overheidsorgaan is kan tegen de wijze van invordering veelal binnen 6 weken na het besluit een bezwaarschrift worden ingediend. Een voorbeeld: De sociale dienst neemt een besluit tot terugvordering vanwege teveel verstrekte uitkering en stelt daarbij het bedrag vast dat maandelijks met de uitkering zal worden verrekend. Als bij het vaststellen van dit bedrag geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet, of de beslagvrije voet is niet goed berekend, is het zinvol een bezwaarschrift in te dienen.
Als er al maanden achtereen teveel wordt ingehouden, dan is de termijn van 6 weken verstreken en het bezwaarschrift niet ontvankelijk. Het is dan ook niet mogelijk om bezwaar te maken tegen de laatste uitkeringsspecificatie waarop het inhoudingsbedrag staat. Er is dan immers geen nieuw rechtsfeit. Het is dan verstandig een besluit uit te lokken door een brief te schrijven met het verzoek de inhouding aan te passen. Tegen de beslissing op het verzoek kan wel bezwaar gemaakt worden.

Schuldeiser legt beslag op uitkering, of salaris ambtenaar

Als een schuldeiser beslag op de uitkering legt, zal de uitkeringsinstantie het deel dat meer bedraagt dan de beslagvrije voet, afdragen aan de deurwaarder. De brief van de uitkeringsinstantie waarin aangekondigd wordt welk deel van de uitkering afgedragen zal worden aan de deurwaarder, is een besluit waartegen binnen 6 weken een bezwaarschrift ingediend kan worden. Hetzelfde geldt voor een brief van een overheidsorgaan waarin staat dat er beslag op het salaris van een ambtenaar is gelegd.
Om bezwaar te kunnen maken is dus een schriftelijk besluit nodig. Voor de bijstandsuitkering geldt een uitzondering. Ook tegen een handeling die afwijkt van een eerder besluit kan een bezwaarschrift ingediend worden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er door beslag op de uitkering minder wordt uitbetaald.

De situaties waarin bezwaar maken zinvol is zijn overigens zeer beperkt. De Centrale Raad van Beroep heeft namelijk bepaald dat de uitkeringsinstantie gehouden is medewerking te verlenen aan het beslag en dat het niet op haar weg ligt de geldigheid van dit door de deurwaarder gelegde beslag te beoordelen. Dit is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. De toetsing van de bestuursrechter beperkt zich tot de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing gebleven is binnen het kader van het beslag.

Wel 'binnen het kader van het beslag'

Het bestuursorgaan blijft met de betalingsbeslissing wel 'binnen het kader van het beslag' indien ze uitgaat van de beslagvrije voet die opgegeven is door de deurwaarder, ook als deze te laag is. Bij een onjuiste beslagvrije voet is het aan de deurwaarder deze onverwijld aan te passen en door te geven aan de uitkeringsinstantie. Bezwaar maken bij de uitkeringsinstantie heeft in deze situatie dus geen zin.
De uitkeringsinstantie hoeft bij derdenbeslag ook niet na te gaan of de executoriale titel wel rechtsgeldig is. Dit is aan de burgerlijke rechter om dit te beoordelen.

Niet 'binnen het kader van het beslag'

Het bestuursorgaan blijft met de betalingsbeslissing niet 'binnen het kader van het beslag' indien ze ondanks de door de deurwaarder opgegeven beslagvrije voet teveel afdraagt aan de beslaglegger. Dit is bijvoorbeeld denkbaar indien:

  • verrekend wordt op de uitkering en er tevens afgedragen wordt aan de beslaglegger;
  • afgedragen wordt aan meerdere beslagleggers;
  • de uitkering tijdelijk lager is vanwege een sanctie en toch hetzelfde bedrag wordt afgedragen;
  • de deurwaarder een wijziging van de beslagvrije voet doorgeeft en deze niet verwerkt wordt.


Als er geld wordt afgedragen aan de deurwaarder terwijl er een beslagverbod geldt, is het eveneens zinvol bezwaar te maken. Een beslagverbod geldt o.a. voor:


Een derde situatie waarbij het bestuursorgaan niet binnen het kader van het beslag blijft is, indien ze geld afdraagt aan de deurwaarder dat niet rechtstreeks voorvloeit uit een ten tijde van het beslag (= de dag waarop beslag gelegd wordt) reeds bestaande rechtsverhouding
Dit betekent dat wanneer er een onderbreking is in het recht op uitkering en er een nieuwe aanvraag ingediend moet worden, het beslag niet herleeft. Er moet dan opnieuw beslag gelegd worden.